Leeswijzer

Dit webartikel is gebaseerd op het Trendscenario en de Themaverkenningen. De onderbouwing voor de hier gepresenteerde teksten, cijfers en figuren kunt u in deze onderdelen vinden, tenzij anders aangegeven. Het Trendscenario en de Themaverkenningen geven een beeld van hoe onze volksgezondheid en zorg zich de komende 25 jaar ontwikkelen als we op de huidige voet door zouden gaan en niets extra’s zouden doen. Op deze manier kunnen de maatschappelijke opgaven voor de toekomst in kaart gebracht worden.

Kernboodschap

Leefstijl én leefomgeving hebben invloed op gezondheid
Op het gebied van leefstijl zijn er zowel gunstige als ongunstige toekomstige ontwikkelingen. Minder mensen roken en meer mensen bewegen. Daar staat tegenover dat meer mensen te zwaar zijn. Ongezond gedrag is verantwoordelijk voor bijna 20 procent van de ziektelast. Roken is hiervan de belangrijkste oorzaak. Een ongezond binnen- en buitenmilieu veroorzaakt 4 procent van de ziektelast, met luchtverontreiniging als de belangrijkste oorzaak. Ongezonde arbeidsomstandigheden veroorzaken bijna 5 procent van de ziektelast. Deze ontwikkelingen zijn niet voor alle bevolkingsgroepen hetzelfde. Roken daalt harder bij mensen met een hoge sociaaleconomische status, en ernstig overgewicht stijgt harder bij degenen die een lage sociaaleconomische status hebben.

Gezonder maar ook ongezonder gedrag

Op het gebied van leefstijl zijn er zowel gunstige als ongunstige toekomstige ontwikkelingen. Een positieve ontwikkeling is dat de dalende trend in roken doorzet. Het percentage volwassen rokers daalt van 25 procent in 2015 naar 14 procent in 2040. Ook voldoen in de toekomst meer mensen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Een ongunstige ontwikkeling is dat meer mensen overgewicht zullen hebben. Het percentage volwassen Nederlanders dat te zwaar is, stijgt van 49 procent in 2015 (6,6 miljoen mensen) naar 62 procent in 2040 (9,1 miljoen mensen).

Andere belangrijke leefstijlfactoren zijn alcoholgebruik, voeding en slaap. Momenteel drinkt 9 procent van de volwassen Nederlanders overmatig. Maar heel weinig mensen eten volledig volgens de Richtlijnen Gezonde Voeding. Wel is de dalende trend in groente- en fruitconsumptie de laatste jaren gestabiliseerd. Onze slaapduur is de afgelopen 25 jaar niet veranderd. Er zijn geen gegevens over hoe de kwaliteit van onze slaap zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Wel geeft 1 op de 5 Nederlanders aan slaapproblemen te hebben. Dit kan naast problemen met dagelijks functioneren ook negatieve effecten hebben op gezondheid. De toekomstige ontwikkeling van deze leefstijlfactoren is onzeker.

Deze ontwikkelingen zijn niet voor alle bevolkingsgroepen hetzelfde. Zo is het percentage rokers onder mensen met een lage sociaaleconomische status in 2040 bijna drie keer zo groot als onder mensen met een hoge sociaaleconomische status. Overgewicht neemt toe in alle sociaaleconomische groepen, maar ernstig overgewicht stijgt harder bij mensen met een lage sociaaleconomische status.

Bij ruim een op de tien Nederlanders combinatie van roken, drinken en/of overgewicht

Ongeveer 38 procent van de volwassen Nederlanders rookt niet, drinkt niet overmatig en is niet te zwaar. Bij iets minder dan de helft komt één van deze risicofactoren voor. Hierbij is overgewicht met bijna 37 procent veruit de meest voorkomende leefstijlfactor. Driekwart van de mensen met overgewicht heeft geen van de twee andere risicofactoren. Roken en alcohol komen verhoudingsgewijs vaker in combinatie met de andere leefstijlfactoren voor. In totaal komen bij 12 procent van de bevolking twee van deze drie risicofactoren samen voor, en iets meer dan 1 procent rookt, drinkt overmatig én is te zwaar (zie figuur).


Gebruikte indicator(en): Percentage (19+) met overgewicht (BMI Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht. (Body Mass Index. De BMI is een index die de verhouding tussen lengte en gewicht bij een persoon weergeeft. De BMI wordt veel gebruikt om een indicatie te krijgen of er sprake is van overgewicht of ondergewicht.)≥25) en/of wel eens roken (inclusief dagelijks roken) en/of overmatig drinken. De BMI is gebaseerd op de verhouding tussen lengte en gewicht. Overmatig drinken is gedefinieerd als meer dan 21 glazen alcohol per week voor mannen en meer dan 14 glazen per week voor vrouwen.

Percentages kunnen afwijken van het Trendscenario omdat hier de Gezondheidsmonitor als bron is gebruikt, terwijl in het Trendscenario de Gezondheidsenquête is gebruikt als bron voor roken, alcoholgebruik en overgewicht.

Gebruikte bron(en): Gezondheidsmonitor Volwassenen, GGD’en, CBS en RIVM, 2016.

Gezondheid wordt bepaald door een veelheid aan factoren

Onze gezondheid wordt beïnvloed door roken, overgewicht en alcoholgebruik, maar ook door veel andere leefstijlfactoren zoals bewegen, voeding en het hebben van een hoge bloeddruk. Om de impact van leefstijlfactoren op de volksgezondheid in kaart te brengen, kan gekeken worden naar hoeveel verlies aan levensjaren zij veroorzaken door vroegtijdige sterfte, en hoeveel verlies aan gezonde levensjaren door ziekte. Roken is dan verantwoordelijk voor het meeste verlies aan jaren, met 1,5 jaar door vroegtijdige sterfte en nog eens bijna 1 jaar door ziekte. Door ongezonde voeding verliezen we in totaal ruim twee jaar. Naast de leefstijlfactoren zijn ook de sociale en fysieke leefomgeving van belang. Door luchtverontreiniging verliezen we bijna 1 jaar, en ook de gezondheidsgevolgen van arbeid leiden tot 1 jaar verlies. Gedrag, leefstijl en de omgeving waarin we wonen, werken en leren beïnvloeden onze gezondheid dus in belangrijke mate. De factoren die wat verder afstaan van het individu, maar wel invloed hebben op gezondheid, worden wel de bredere determinanten van gezondheid genoemd (zie ook de Themaverkenning over Bredere determinanten van gezondheid).



Gebruikte indicator(en): Health-Adjusted Life expectancy (HALE) naar determinanten, 2015. HALE is een maat voor gezonde levensverwachting die verloren gaat door ziekte (ziektejaarequivalenten), en vroegtijdig overlijden (verloren levensjaren).

Gebruikte bron(nen): HALE berekend door RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) op basis van verschillende bronnen.

Meer informatie:

Leefomgeving kan negatieve maar ook positieve effecten op gezondheid hebben

Lucht-, water- en bodemkwaliteit verbeteren naar verwachting in de toekomst. Er blijft wel regionale variatie bestaan door lokale omstandigheden zoals verkeer, veeteelt, houtkachels en industrie. De verdergaande verstedelijking kan in de toekomst leiden tot plaatselijk hoge(re) concentraties van luchtverontreiniging. Intensieve veehouderij brengt naast de uitstoot van fijn stof ook andere risico’s voor de volksgezondheid met zich mee, bijvoorbeeld door verspreiding van ziekteverwekkers en resistente bacteriën. Ondanks ingezet beleid om de gezondheidseffecten te beperken, blijft dit een aandachtspunt omdat de vermenging van veehouderijen en burgerbewoning in Nederland groot is: ruim 350.000 burgerwoningen liggen binnen 250 meter van een veehouderij.

De inrichting van de leefomgeving speelt een belangrijke rol bij het opvangen van de gevolgen van klimaatverandering. Gezondheidseffecten van klimaatverandering hebben onder andere te maken met hittestress en de verspreiding van ziekteverwekkers en allergenen. Het goed inzetten van groen en water in de leefomgeving is van belang om deze gezondheidseffecten te beperken. Groen en water in de leefomgeving kunnen ook helpen bij het stimuleren van beweging, en van sociale interactie en ontspanning. Het is bij de inzet van groen en water wel van belang om ook rekening te houden met mogelijk ongewenste neveneffecten, zoals ongedierte, verspreiding van infectieziekten en het vóórkomen van allergenen. Maatregelen zoals het stimuleren van openbaar vervoer en het autoluw maken van binnensteden kunnen de luchtkwaliteit verbeteren.

Op het gebied van arbeid is het doorzetten van de 24-uurseconomie een belangrijke toekomstige ontwikkeling. Hierdoor zal avond- en nachtwerk meer gaan vóórkomen. Langdurig werken in de nacht heeft een duidelijk verband met meer slaapproblemen en ziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten.

Ongezonde leefstijl veroorzaakt veel ziekte, sterfte en zorguitgaven

Ongezond gedrag, zoals roken, alcoholgebruik, te weinig bewegen en ongezonde voeding, was in 2015 verantwoordelijk voor bijna 20 procent van de ziektelast, ruim 35 duizend doden en 9 miljard aan zorguitgaven. Roken is hierbij de belangrijkste oorzaak van sterfte en ziekte (20 duizend doden en 9 procent van de ziektelast), gevolgd door ongezonde voeding, alcoholgebruik en weinig bewegen. Naast gedrag zijn de zogenoemde persoonsgebonden determinanten belangrijk. Dit zijn determinanten die zich vaak ontwikkelen door een wisselwerking tussen genen, gedrag en omgevingsfactoren. Hierbinnen zijn hoge bloeddruk, hoge bloedsuikerspiegel en overgewicht de belangrijkste determinanten. De persoonsgebonden determinanten samen veroorzaken iets minder sterfte en ziektelast dan gedrag, maar brengen wel hogere zorguitgaven met zich mee (10 miljard). 

Naast gedrag en persoonsgebonden factoren zijn ook determinanten in de sociale en fysieke omgeving van belang. Een ongezond binnen- en buitenmilieu veroorzaakt 4 procent van de ziektelast. Binnen de categorie buitenmilieu is luchtverontreiniging een belangrijke determinant, die bijna 11 duizend doden veroorzaakt. Onder buitenmilieu vallen ook de gezondheidseffecten van UV-straling en geluidsoverlast. Mensen die veel blootgesteld zijn aan geluid overlijden vaker aan hart- en vaatziekten. Ongezonde arbeidsomstandigheden, zoals blootstelling aan stoffen en fysieke en psychische belasting, veroorzaken bijna 5 procent van de ziektelast, en bijna 2 miljard aan zorguitgaven.

Al deze determinanten samen verklaren ongeveer de helft van alle sterfte, een derde van alle ziektelast en een vijfde van alle zorguitgaven. Het merendeel komt dus door andere factoren die we of (nog) niet kennen, of waarvoor er nog onvoldoende bewijs over de gezondheidseffecten is, zoals bij stress. Deze resultaten geven de effecten van de determinanten op de uitkomstmaten ziektelast, sterfte en zorguitgaven weer. Hier vallen effecten op uitkomstmaten zoals slaapverstoring, hinder en ziekteverzuim buiten. Meer informatie over de gebruikte methoden voor deze berekeningen vindt u hier.

Overzicht van de bijdrage van verschillende determinanten aan de ziektelast, sterfte en zorguitgaven.

 Download infographic

Voetnoot: door verbeterde methodiek kunnen deze resultaten niet vergeleken worden met de resultaten van de VTV-2014.

Gedrag zorgt voor een ziektelast van 18,5%, sterfte van 35.700 en zorguitgaven van 8,6 miljard euro.
Persoonsgebonden factoren zorgen voor een ziektelast van 14,5%, sterfte van 26.300 en zorguitgaven van 9,9 miljard euro.
Arbeid (stoffen/omgeving, fysieke belasting, psychische belasting) zorgt voor een ziektelast van 4,6%, sterfte van 4.100 en zorguitgaven van 1,6 miljard euro.
Het milieu (buitenmilieu, binnenmilieu) zorg voor een ziektelast en 4,0%, sterfte van 12.800 en zorguitgaven van 1,2 miljard euro.

Gedrag
Roken zorgt voor een ziektelast van 9,4%, sterfte van 20.000 en zorguitgaven van 2,4 miljard euro.
Ongezonde voeding zorgt voor een ziektelast van 8,1%, sterfte van 12.900 en zorguitgaven van 6 miljard euro.
Weinig beweging zorgt voor een ziektelast van 2,3%, sterfte van 5.800 en zorguitgaven van 2,7 miljard euro.
Alcohol gebruik zorgt voor een ziektelast van 1,5%, sterfte van 1.800 en zorguitgaven van 0,9 miljard euro.

Persoonsgebonden factoren
Hoge bloeddruk zorgt voor een ziektelast van 6,7%, sterfte van 12.600 en zorguitgaven van 5,6 miljard euro.
Hoge bloedsuikerspiegel zorgt voor een ziektelast van 6,6%, sterfte van 10.200 en zorguitgaven van 5,8 miljard euro.
Overgewicht zorgt voor een ziektelast van 3,7%, sterfte van 4.200 en zorguitgaven van 1,5 miljard euro.
Cholesterol zorgt voor een ziektelast van 0,9%, sterfte van 1.100 en zorguitgaven van 0,4 miljard euro.
Lage botdichtheid zorgt voor een ziektelast van 0,7%, sterfte van 2.900 en zorguitgaven van 0,4 miljard euro.

Arbeid
Stoffen/omgeving zorgt voor een ziektelast van 3,0%, sterfte van 4.100 en zorguitgaven van 1,1 miljard euro.
Psychische belasting zorgt voor een ziektelast van 0,9%, sterfte van 0 en zorguitgaven van 0,2 miljard euro.
Fysieke belasting zorgt voor een ziektelast van 0,7%, sterfte van 0 en zorguitgaven van 0,3miljard euro.

Milieu
Buitenmilieu zorgt voor een ziektelast van 3,5%, sterfte van 11.900 en zorguitgaven van 0,8miljard euro.
Binnenmilieu zorgt voor een ziektelast van 0,5%, sterfte van 1.100 en zorguitgaven van 0,4 miljard euro.