Wat zijn belangrijke toekomstige ontwikkelingen in drijvende krachten?

Het Trendscenario van de VTV In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. (In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland.)-2018 wordt gepresenteerd aan de hand van een zestal One-pagers die ieder de toekomstige trends en ontwikkelingen verkennen van verschillende aspecten van volksgezondheid en zorg. Deze trends en ontwikkelingen vinden plaats binnen een bredere context van meer autonome sociaaleconomische en maatschappelijke ontwikkelingen die volksgezondheid en zorg beïnvloeden, ook wel de drijvende krachten genoemd. In dit document wordt een aantal van deze belangrijke trends en toekomstige ontwikkelingen beschreven. De DESTEP indeling (Demografie, Economie, Sociaal-cultureel, Technologie, Ecologie en Politiek-institutioneel) wordt hierbij gebruikt als raamwerk om tot een brede inventarisatie te komen van allerlei ontwikkelingen die van invloed zijn op volksgezondheid en zorg. Deze ontwikkelingen of drijvende krachten liggen vaak ten grondslag aan de ontwikkelingen die beschreven zijn in de zes onderdelen (One-pagers) van het Trendscenario. Dit document helpt om de resultaten van de One-pagers te duiden. Niet alle drijvende krachten die hier beschreven zijn, komen terug in de One-pagers. Er zijn ook drijvende krachten opgenomen die relevant zijn voor de verdiepende themaverkenningen die eind 2017 zijn verschenen.


Wat zijn belangrijke demografische ontwikkelingen?

Voor demografische ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de bevolkings- en huishoudensprognose van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek), de Kernprognose 2016-2060. Zo worden de toekomstige bevolkingsomvang en -structuur als onderlegger gebruikt voor bijvoorbeeld de projecties van incidentie en prevalentie, en ook voor de projecties van zorguitgaven. De Kernprognose 2016–2060 beschrijft de verwachte ontwikkeling van de Nederlandse bevolking tussen 2016 en 2060 op basis van veronderstellingen voor kindertal, migratie en sterfte, en is een update van de Bevolkingsprognose 2014–2060, die in december 2014 werd gepubliceerd.

De Nederlandse bevolking stijgt naar 18,1 miljoen in 2040

De Nederlandse bevolking neemt verder toe in de komende jaren, van 16,9 miljoen in 2015 tot ruim 18 miljoen in 2040. Deze toename is de resultante van een migratieoverschot (dat wil zeggen meer immigratie dan emigratie), en een positieve natuurlijke groei (geboorte minus sterfte) tot 2036. Deze natuurlijke groei komt door de relatief jonge leeftijdsstructuur van de Nederlandse bevolking in vergelijking met de landen om ons heen, en de stijgende levensverwachting. Vanaf 2037 is er een negatieve natuurlijke groei – de sterfte is dan groter dan het aantal geborenen – maar door een jaarlijks migratie overschot van 17 duizend neemt de bevolking dan toch nog toe.

Het aantal (oudere) ouderen neemt toe

De komende 25 jaar neemt het aantal 65-plussers toe van 3,1 miljoen in 2015 naar 4,8 miljoen in 2040. Het aantal 80-plussers neemt toe van 740 duizend in 2015 tot 1,6 miljoen in 2040. Voor een deel is dat toe te schrijven aan de naoorlogse geboortegolf. Deze generatie bereikte in 2016 de 70-jarige leeftijd. Ook leven we langer waardoor dit effect nog verder versterkt wordt. De veranderende leeftijdsstructuur beïnvloedt tal van uitkomstmaten zoals incidentie en prevalentie van aandoeningen, doodsoorzaken en ervaren gezondheid.

De demografische druk neemt toe

De toename van de ouderen en oudere ouderen heeft ook gevolgen voor de leeftijdsstructuur van de bevolking aangezien het aantal jongeren gelijk blijft, of lichtjes afneemt. De groene en grijze druk zijn veelgebruikte maten om deze veranderende structuur zichtbaar te maken. De maten geven aan wat de verhouding is tussen mensen die (potentieel) economisch actief zijn (20-64 jaar) en de jongeren tot 20 jaar die mogelijk hulpbehoevend of schoolgaand zijn (groene druk), en de mensen van 65 jaar en ouder die niet langer economisch actief zijn en meer afhankelijk zijn van hulp (grijze druk). De som hiervan is de demografische druk. Met name de grijze druk neemt toe in de komende decennia. Zijn er in 2015 nog 3,4 in de leeftijdsgroep 20-64 jaar per 65-plusser, in 2040 is dit aantal gedaald naar 2.

Parent-support ratio verandert sterk

Een andere maat is de parent support ratio waarin gekeken wordt naar de veranderende leeftijdsstructuur op oudere leeftijd. Hierbij wordt het aantal mensen in de leeftijdsgroep 50-64 jaar als ratio bekeken ten opzichte van de 85-plussers, hun ouders generatie. Hier zien we grote veranderingen plaatsvinden. Deze ratio is daarmee een indicatie voor het potentieel aan mantelzorg. Waren er in 2015 nog tien personen in de leeftijdsklasse 50-64 jaar per 85-plusser, in 2040 is dit gedaald tot onder de vier.

Sterfte neemt toe naar bijna 200 duizend sterfgevallen per jaar

De afgelopen 25 jaar schommelde het aantal jaarlijkse sterfgevallen rond de 140 duizend per jaar. In de komende 25 jaar zien we een stijging naar 192 duizend sterfgevallen per jaar. Ook de gemiddelde leeftijd van overlijden verandert. Was in 1990 nog 26% van de sterfgevallen 85 jaar en ouder, in 2015 was dit als 39% en in 2040 zal dit opgelopen zijn tot 59%. Het aandeel van de sterfgevallen jonger dan 75 jaar neemt verder af naar ongeveer 30 duizend in 2040, 15% van de totale sterfte.

Het aantal personen in een huishouden neemt verder af

De huishoudens blijven kleiner worden in de komende jaren. Tussen 1990 en 2015 nam de gemiddelde grootte af van 2,4 naar 2,17 personen. Ook de komende 25 jaar zet het kleiner worden van de huishoudens door. In 2040 telt een huishouden gemiddeld 2,07 personen.

Het aantal huishoudens blijft doorgroeien

Door het kleiner worden van de huishoudens, in combinatie met de bevolkingsgroei, groeit het aantal huishoudens harder dan de bevolking. In 2040 zullen er 8,5 miljoen huishoudens zijn; dit is een toename van bijna 1 miljoen huishoudens in vergelijking met 2015. Deze groei heeft onder andere tot gevolg dat de druk op de ruimte toe zal nemen. Deze huishoudens betreffen alleen de zogenoemde particuliere huishoudens; personen die in een institutioneel huishouden wonen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, zitten daar niet bij. Dit waren er in 2016 ongeveer 250 duizend en in 2040 zullen dit volgens de huishoudensprognose van het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) ongeveer 290 duizend zijn.

Er komen meer oudere eenpersoonshuishoudens

De toename van huishoudens komt voor een aanzienlijk deel doordat het aantal alleenwonenden toeneemt, en dan met name alleenwonenden op hogere leeftijd. Tussen 2015 en 2040 neemt het aantal 65-plussers die alleen wonen toe met bijna 800 duizend. Deze toename van alleenstaanden is zichtbaar onder mannen en vrouwen.

 

Er is een sterke regionale variatie in krimp en groei

De toekomstige bevolkingsontwikkeling in Nederland varieert sterk (PBL/CBS). Sommige regio’s zullen te maken krijgen met krimp, zoals Delfzijl en omgeving, grote delen van Drenthe, de Achterhoek, Zeeuws-Vlaanderen en delen van de provincie Limburg. Andere regio’s zoals de Randstad, Noord-Brabant en delen van Gelderland en Overijssel zullen juist een (sterke) groei (10% of meer) hebben. Deze bevolkingsgroei komt doordat zij nog een natuurlijke bevolkingsgroei hebben, en ook door hun aantrekkingskracht voor binnenlandse en buitenlandse migranten.

Belangrijke onzekerheden

Veel van de toekomstige demografische ontwikkelingen kunnen met relatief weinig onzekerheid geprojecteerd worden. Zo is het toekomstige aantal 65-plussers relatief eenvoudig te berekenen aangezien de omvang van deze generatie bekend is. De onzekerheid hier is vooral gerelateerd aan hoe sterfte op hogere leeftijden zich ontwikkelt. Migratie is een andere onzekere factor voor demografische ontwikkelingen. Dit komt omdat migratie sterk beleidsgevoelig is en ook afhankelijk is van wat er elders in de wereld gebeurt. Dit laatste betreft dan vooral asielmigratie.


Wat zijn belangrijke economische ontwikkelingen?

Voor (macro-)economische ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de studies van het Centraal Planbureau (CPB Centraal Planbureau (Centraal Planbureau)). Onder meer de jaarlijkse stijging van het Bruto Binnenlands Product is hierbij een belangrijke indicator. We gaan hierbij niet verder in op de achterliggende dynamieken wat betreft veranderingen in economische structuur en werkgelegenheid c.q. werkloosheid, alhoewel deze ontwikkelingen ook voor volksgezondheid en zorg relevant zijn.

Er is een gematigde economische groei

Voor de projectie van lange-termijn economische ontwikkelingen maken we gebruik van de jaarlijkse groeipercentages uit Centraal Economisch Plan – middellangetermijnverkenning (CEP-MLT, 2016) van het CPB Centraal Planbureau (Centraal Planbureau). Hieruit volgt een gemiddelde groei van het Bruto Binnenlands Product (BBP Bruto Binnenlands Product (Bruto Binnenlands Product)) van ongeveer 1,8% over de periode 2017-2040. Deze groei leidt ertoe dat het gemiddelde BBP per hoofd stijgt naar bijna 60 duizend euro per persoon (uitgedrukt in constante 2015 prijzen). Er worden geen projecties gebruikt of gemaakt van hoe deze economische groei verdeeld is.

De beroepsbevolking blijft op peil door stijgende AOW leeftijd

Een stijging van de AOW Algemene ouderdomswet (Algemene ouderdomswet)-leeftijd heeft tot gevolg dat de daling van de potentiële beroepsbevolking (gedefinieerd als de bevolking van 20 tot 65 jaar), als consequentie van de vergrijzing, teniet wordt gedaan. Hierdoor is in 2040 de potentiële beroepsbevolking (gedefinieerd als de bevolking van 20 jaar tot de verhoogde AOW leeftijd) bijna 1 miljoen groter in vergelijking met een AOW-leeftijd van 65 jaar.

De gemiddelde leeftijd van de beroepsbevolking stijgt licht

De gemiddelde leeftijd van de beroepsbevolking is de afgelopen 25 jaar gestegen van iets boven de 39 jaar in 1990 naar bijna 43 jaar in 2015. Deze zal licht doorstijgen naar bijna 44 jaar in 2040.

Belangrijke onzekerheden

  • Toekomstige economische groei blijft  lastig te voorspellen. We gaan hier uit van een gemiddelde groei van 1,8% per jaar. Effecten van mogelijke crises worden dus niet meegenomen.
  • De gemiddelde groei van het BBP Bruto Binnenlands Product (Bruto Binnenlands Product) zal mogelijk ook niet over alle bevolkingsgroepen gelijk verdeeld zijn. In de VTV In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland. (In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) rapporteert het RIVM elke vier jaar over de ontwikkeling van de volksgezondheid in Nederland.) doen we echter geen uitspraken over of en hoe de inkomensverdeling verandert.
  • De economie lijkt steeds meer een 24-uurs economie te worden. Wat precies de gevolgen hiervan zijn voor de maatschappij als geheel, is nog lastig te duiden. We hebben geen projecties voor het hoe de 24-uurs economie zich zal ontwikkelen.

Wat zijn belangrijke sociaal-culturele ontwikkelingen?

Sociaal-culturele ontwikkelingen behelzen veel ontwikkelingen die relevant zijn voor volksgezondheid en zorg maar zich niet makkelijk laten kwantificeren, zoals internationale mobiliteit, veranderende normen en waarden en een veranderende rol/attitude van burgers. In de Themaverkenning 'Zorgvragers van de toekomst' wordt een aantal van deze ontwikkelingen op kwalitatieve wijze nader in kaart gebracht. Het gaat hierbij om ontwikkelingen die van invloed zijn op de zorgvraag en het zorggebruik van de toekomst.

Verdere toename van personen met een migratieachtergrond

Nederland is al decennia lang een immigratieland, er komen meer migranten binnen dan dat er vertrekken. Dat heeft ertoe geleid dat er momenteel bijna 4 miljoen mensen in Nederland wonen met een migratieachtergrond, ongeveer 20 procent van de bevolking. Dit zijn zowel eerste en tweede generatie personen met migratieachtergrond (zie verder). Deze personen worden van oudsher door het CBS Centraal Bureau voor de Statistiek (Centraal Bureau voor de Statistiek) onderscheiden naar westers en niet-westers. Met name binnen de niet-westerse categorie zien we verschuivingen. De komende jaren zal het aantal personen met een migratieachtergrond toenemen en zullen er in 2040 ruim 1 miljoen meer zijn dan in 2015. Dit komt door het migratieoverschot en ook doordat de tweede generatie (kinderen van de migranten) hieronder vallen.

Toename van diversiteit aan herkomstlanden

In de vorige eeuw waren Indonesië, Suriname, Turkije en Marokko de belangrijkste herkomstlanden, de laatste decennia is de diversiteit aan herkomstlanden sterk toegenomen. Met name migratie uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika (uit andere landen dan de eerder genoemde landen) neemt toe. Ook zien we een stijging van immigratie uit de overige 27 EU Europese unie (Europese unie)-landen. Al met al neemt de diversiteit van de migrantengroepen in Nederland toe.

Vooral meer personen van de tweede generatie

De tweede generatie personen met een migratie-achtergrond, de kinderen van de eerste generatie, zal de komende jaren toenemen. In 2040 zal meer dan de helft van alle personen met een migratieachtergrond bestaan uit de tweede generatie.

Meer mensen met een hoge of universitaire opleiding

De gemiddelde opleidingsgraad van de bevolking neemt verder toe. Het percentage mensen zonder opleiding of met een lage opleiding, vaker de oudere bevolking, neemt af (Rijksoverheid.nl). Het afronden van een universitaire opleiding zal juist toenemen, van een ongeveer 10% in 2015 tot meer dan 20% in 2040. De bevolkingsgroep met een middelbare opleiding (havo, vwo, mbo Middelbaar beroepsonderwijs (Middelbaar beroepsonderwijs)) als hoogst behaalde opleiding blijft het grootst, rond de 40%. Hier zijn de toekomstige veranderingen gering.

Lage opleidingsgraad vooral bij oudere mensen

Het kost een tijdspanne van meerdere generaties om het gemiddelde opleidingsniveau in de bevolking als geheel substantieel te verhogen. Bij oudere personen blijft ook in 2040 een lagere opleidingsgraad vaker vóórkomen. Bij deze groep blijft ook het percentage dat geen enkel diploma heeft substantieel. Van de leeftijdsgroepen rond de 40 jaar heeft in 2040 ruim meer dan de helft een hogere of universitaire opleiding afgerond.

Belangrijke onzekerheden

  • Personen met een migratieachtergrond worden niet altijd onderscheiden naar eerste generatie (diegene die geïmmigreerd zijn) en de tweede generatie (de kinderen van de eerste generatie). Dit onderscheid kan relevant zijn voor gezondheid en zorg aangezien bijvoorbeeld leefstijlpatronen afwijken van die van de eerste generatie. Ook is onzeker wat de effecten op volksgezondheid en zorg zullen zijn van personen met een migratieachtergrond die afkomstig zijn uit andere herkomst landen dan de degene waar al meer kennis over bestaat.
  • De projecties van opleidingsgraad betreffen alleen het formele onderwijs. De omvang en effecten van informeel onderwijs (bijvoorbeeld na- en bijscholing) of digitale vaardigheden is relevant maar dat is niet opgenomen in de projecties. In de Themaverkenning’ Bredere determinanten van gezondheid’ wordt ook aandacht besteed aan toekomstige ontwikkelingen op het gebied van onderwijs.
  • Ook geven de onderwijsniveaus het vóórkomen van laaggeletterdheid niet goed aan. Dit is een kwetsbare groep die substantieel is. Ongeveer 2,5 miljoen mensen in Nederland van 16 jaar en ouder hebben moeite met lezen, schrijven, en/of rekenen. Tweederde van deze groep is van Nederlandse afkomst (Stichting Lezen en Schrijven).

In de Themaverkenning ‘Technologie van de toekomst’  wordt nader in gegaan op technologie als drijvende kracht en de impacts op volksgezondheid en zorg. In deze themaverkenning worden technologieën als robotisering, 3D printing, Genomics, Big Data, Virtual Reality en eHealth beschreven.


Wat zijn belangrijke ecologische ontwikkelingen?

Onder ecologische ontwikkelingen verstaan we die ontwikkelingen die zich afspelen in de fysieke leefomgeving. We gaan hier in op klimaatverandering en luchtkwaliteit, twee relevante aspecten voor de volksgezondheid. In de fysieke leefomgeving spelen nog veel meer facetten een rol die relevant zijn voor de gezondheid. De inrichting van de leefomgeving die mogelijk meer uitnodigt tot bewegen, aanwezigheid van groen, maar ook water in de stad als buffer voor hittegolven zijn belangrijke aspecten waarvoor geen kwantitatieve projecties beschikbaar zijn. In de Themaverkenning ‘Bredere determinanten van gezondheid’ worden deze aspecten en hun effecten op de toekomstige volksgezondheid in kaart gebracht.

Klimaatverandering zet door

De KNMI'14-klimaatscenario's, en ook in de mondiale klimaatscenario’s van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), beschrijven hoe het klimaat gaat veranderen. De toename van de gemiddelde temperatuur in de Bilt is ongeveer 1 °C in 2030 en in 2050 1 tot 2,3 °C  ten opzichte van 1981-2010, de referentieperiode. De temperatuurstijging is iets hoger in de winter dan in de zomer. Klimaatverandering is echter meer dan alleen een verandering van de gemiddelde temperatuur, het heeft ook gevolgen voor bijvoorbeeld windpatronen en neerslag. De gemiddelde hoeveelheid neerslag zal in 2030 toenemen met 5%. Voor gezondheid zijn de klimaatextremen, zowel wat betreft temperatuur als neerslag, ook relevant. Het aantal extreme neerslagperioden neemt toe met 9% tot 2030. Het vóórkomen van hittegolven in de toekomst is niet goed kwantificeerbaar.

Verdere verbetering luchtkwaliteit

Een belangrijke indicator voor luchtkwaliteit is de concentratie fijn stof in de lucht. Stof in de lucht bestaat uit deeltjes met verschillende samenstelling en afmetingen. Stofvormige luchtverontreiniging ook wel fijn stof genoemd is opgebouwd uit een groot aantal bestanddelen zoals secundair anorganisch aerosol (ammoniumsulfaten en –nitraten) die in de lucht worden gevormd uit zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak, maar ook uit elementair koolstof (EC, roet), organische koolstofverbindingen, zeezoutaerosol, bodemstof en metalen. Stof in de lucht bestaat daarnaast uit deeltjes van zeer uiteenlopende grootte. Fijn stof (PM10) zijn deeltjes met een diameter kleiner dan 10 micrometer, PM2,5 (fijnere fractie van fijn stof) deeltjes kleiner dan 2,5 micrometer en PM0,1 (of ultrafijn stof) zijn de deeltjes in de lucht die kleiner zijn dan 0,1 micrometer. Hoe kleiner de deeltjes zijn hoe dieper ze in de longen kunnen doordringen en de kleinste deeltjes kunnen makkelijker via de longen in het bloed terechtkomen en zo andere organen bereiken. Kleinere deeltjes zijn daardoor mogelijk schadelijker dan grotere deeltjes. Niet alleen de samenstelling en de grootte van de deeltjes maar ook het aantal deeltjes loopt sterk uiteen en is afhankelijk van de bron die de deeltjes uitstoot. Industrie, verkeer (auto’s (verbranding en slijtage), schepen, luchtvaart en huishoudens (verbranding van biomassa)) zijn belangrijke bronnen, maar ook landbouwactiviteiten spelen een rol. Daarnaast is fijn stof ook altijd in de lucht aanwezig door chemische reacties en natuurlijke bronnen, zoals vulkanen. Voor de PM10 en PM2,5 concentratie, maar ook voor NO2 en roet zien we een (lichte) afname in de komende decennia (RIVMa, RIVMb). Voor ultrafijn stof zijn er geen projecties.


Wat zijn belangrijke politiek-institutionele ontwikkelingen?

Onder politiek-institutionele ontwikkelingen vallen allerlei trends die te maken hebben met een verandering van het politieke landschap, zoals decentralisatie naar gemeenten. Ook de rol van private partijen lijkt toe te nemen. Niet alleen door de marktwerking op allerlei gebieden, ook een toenemende macht van grote internationale bedrijven lijkt verder door te zetten. Deze ontwikkelingen kunnen veel betekenen voor volksgezondheid en zorg maar ook deze laten zich lastig kwantificeren en projecteren. In de Themaverkenning ‘Zorgvragers van de toekomst’ wordt een aantal van deze ontwikkelingen op kwalitatieve wijze nader in kaart gebracht. Het gaat hierbij om ontwikkelingen die van invloed zijn op de zorgvraag en -gebruik van de toekomst.