Technologie en zorguitgaven

Leeswijzer

In het Trendscenario van de VTV-2018 stijgen de toekomstige zorguitgaven met gemiddeld 2,9 procent per jaar. In 2040 zullen de uitgaven dan ook het dubbele van de uitgaven in 2015 zijn. Vergrijzing en groei van de bevolking verklaren een derde van de groei. Technologische ontwikkelingen verklaren een belangrijk deel van de overige groei. Technologie omvat hier bijvoorbeeld nieuwe medicijnen, maar ook nieuwe apparatuur voor diagnostiek en behandeling, zoals scanapparatuur en operatierobots. Technologische innovatie heeft daarin een dubbel gezicht. Op basis van trends in het verleden laat het Trendscenario zien dat technologie leidt tot meer zorguitgaven. Maar inzet van technologie kan echter ook leiden tot verminderde zorguitgaven. Dit webartikel beoogt inzicht te geven in de complexe relatie tussen technologie en zorguitgaven. Welke mechanismen spelen hierbij een rol? Onder welke omstandigheden kan technologie zorgen voor een daling van de zorguitgaven, aan welke randvoorwaarden moet dan worden voldaan? Onder welke omstandigheden hebben technologische ontwikkelingen een opdrijvend effect op de zorguitgaven?

Nauwkeurige data over effect technologie op zorguitgaven ontbreken

Bij het duiden van de groei in zorguitgaven wordt technologie veelal als restverschijnsel benaderd, ook in het Trendscenario. Als we voor factoren als bevolkingsgroei en vergrijzing hebben gecorrigeerd, schrijven we de resterende groei voor een groot deel toe aan technologische veranderingen. Deze benadering is nodig, omdat nauwkeurige data over het effect van specifieke technologie voor de zorg als geheel ontbreken. We zien in de afgelopen jaren dat de sterkste kostengroei plaatsvond bij ziekten waar veel technologische innovatie in de behandeling heeft plaatsgevonden. Voorbeelden zijn dure medicijnen voor bijvoorbeeld kankerbehandelingen (1) en de komst van dure operatie-robots (2, 3, 4). Ook andere onderzoekers (5, 6, 7) komen tot de conclusie dat technologische ontwikkelingen de uitgaven doen stijgen.

Nieuwe technologie schept meer vraag

Hoewel sommige onderzoekers tot de conclusie komen dat technologische ontwikkelingen de uitgaven doen stijgen, wekken analyses van specifieke technologische ontwikkelingen juist de verwachting dat kosten dalen door deze ontwikkelingen, zeker als rekening wordt gehouden met kwalitatieve verbeteringen. De informatie- en communicatietechnologie is een duidelijk voorbeeld daarvan. De prijzen van telefonische gesprekken en computerkracht dalen voortdurend en zijn nog maar een fractie van de bedragen die er jaren geleden voor werden betaald. Daar tegenover staat dat door de dalende prijzen fabrikanten investeren in kwalitatief betere en duurdere toestellen, en de consument juist veel meer data is gaan verzenden, waardoor de totale uitgaven aan communicatie waarschijnlijk veel minder sterk dalen. Eenzelfde mechanisme is zichtbaar in de zorg. Thorpe (8, 9) liet zien dat nieuwe zorgtechnologie op termijn per behandeling niet veel duurder is dan oude technieken. Analoog aan de ICT nemen de totale zorguitgaven toch toe, omdat dankzij de nieuwe technologie er meer patiënten voor behandeling in aanmerking komen en vaak ook intensiever worden behandeld. Denk bijvoorbeeld aan minder invasieve operatietechnieken die ook voor fragiele patiënten geschikt zijn.

Kostenstijging door technologie vaak tijdelijk

Een analyse (10) van zesduizend zorginnovaties in de Verenigde Staten en de Europese Unie laat zien dat in twee derde van de gevallen de innovatie duurder is dan de standaard behandeling waarmee werd vergeleken. Gemiddeld laat een innovatie de prijs van een behandeling acht procent stijgen. Maar houdt men ook rekening met de gezondheidswinst (langer leven, betere kwaliteit van leven), dan blijft een stijging van gemiddeld vier procent over. Die correctie wordt berekend door de innovatie met de standaard interventie te vergelijken. Niet op de totale kosten, maar uitgedrukt als kosten per QALY (Quality- adjusted life years), een gezondheidsmaat die gebruikt wordt om te kijken naar effectiviteit van een behandeling. De hogere prijs is begrijpelijk. Nieuwe innovaties zijn veelal beschermd door patenten, of vereisen scholingskosten. Van breed ingevoerde innovaties nemen de uitvoeringskosten af. Deze zijn namelijk geïntegreerd in basisopleidingen en patenten verlopen, waardoor er concurrerende aanbieders op de markt komen. Een prijsdaling van 4 procent over het traject van ‘innovatie’ naar ‘standaard’ zou al voldoende zijn om de prijsstijging teniet te doen (10). Of dit effect optreedt, hangt wel van het type innovatie af. Voor behandeling van hepatitis C laat Hult (10) zien dat een duur nieuw in 2013 geïntroduceerd middel in de Verenigde Staten al vrij snel in prijs daalde door de snelle komst van een concurrent. Voor de behandeling van Multiple Sclerose heeft de komst van nieuwe geneesmiddelen echter juist niet tot prijsdalingen geleid van de oude middelen, omdat de middelen slecht substitueerbaar zijn.

Kosteneffectiviteit de sleutel tot kostenbeheersing?

De belangrijkste opgave ten aanzien van technologie in de zorg is wellicht niet zozeer het rantsoeneren van nieuwe technologie, als wel het goed bewaken van het gebruik van nieuwe technologie. Kosteneffectiviteit is volgens Skinner & Staiger (11) de sleutel. Zij onderscheiden drie categorieën technologieën. De eerste categorie bestaat uit de evident kosteneffectieve technologieën, voor een goed afgebakende patiëntenpopulatie. De komst van HIV-medicatie is een voorbeeld. Deze verbeteren de gezondheid tegen aanvaardbare kosten en zouden moeten worden ingevoerd. De tweede categorie bestaat uit technologieën met onbekende of slechts zeer kleine meerwaarde en gaat gepaard met hoge kosten. Hiervan moet de toelating tot bijvoorbeeld verzekerd pakket altijd goed worden afgewogen tegen alternatieve bestedingen, met wellicht een hogere gezondheidswinst. De derde categorie is het lastigst. Het betreft namelijk technologieën die wel medisch effectief zijn, maar niet bij iedere patiënt kosteneffectief. Omdat behandelaars de neiging hebben alleen naar effectiviteit te kijken, bestaat de kans dat een technologie meer wordt ingezet dan goed is voor de kosteneffectiviteit (12). Soms komen er toch behandelingen met een nieuwe technologie in het verzekerde pakket, terwijl onzeker is of die technologie waar voor zijn geld biedt (13).

Substitutie van 'duur' naar 'goedkoop' gaat niet vanzelf

Sturen op kosteneffectiviteit in de zorg impliceert ook het tijdig stoppen met het bekostigen van achterhaalde technologie. Dat vereist een actief beleid. Nieuwe technologieën openen ook de mogelijkheden voor substitutie (14). Het thuis monitoren van patiënten (‘eHealth’) maakt het mogelijk nazorg van tweede naar eerste lijn te verschuiven, miniaturisatie van apparatuur maakt het mogelijk zelfs geavanceerde behandelingen als chemotherapie naar de thuissituatie te verplaatsen (15). Dergelijke substitutie leidt tot kostenbesparing, mits ‘oude’ vormen van zorg wordt uitgefaseerd. Dat gaat niet vanzelf, omdat niet alleen het werk, maar ook de financieringsstroom wordt verschoven, met mogelijk weerstand tegen ervaren verlies van inkomen tot gevolg. Er zijn ook innovaties die juist tot vertrek van zorg uit de eerste naar de tweede lijn leiden. Voorbeeld daarvan is de komst van complexe ‘biologicals’ als vervanger van eenvoudiger eerstelijns middelen. Deze zijn alleen intraveneus in een tweedelijns setting toe te passen. Geconcludeerd kan worden dat substitutie van 'duur' naar 'goedkoop' niet vanzelf gaat.

Realiseren kostenvoordelen van technologie vraagt veel van organisaties

Het realiseren van de kostenvoordelen van technologie vraagt veel van de organisatie van de zorg. Daarbij gaat het niet alleen om substitutie-processen maar ook om bijvoorbeeld scholing van het zorgpersoneel. Invoering van eHealth kan als voorbeeld dienen. Nu al zijn veel patiënten bezig met het monitoren van de eigen gezondheid via zelf aangeschafte fitmeters. Daarbij komen in de komende jaren specifieke monitors voor specifieke aandoeningen, die zowel door partijen binnen als buiten de zorg worden ontwikkeld (16, 17). Concreet voorbeeld is de app Neurokeys die, uit de wijze waarop een gebruiker het toetsenbord van zijn smartphone bedient, kan afleiden of een patiënt met multiple sclerose een terugval dreigt te krijgen. De hoop is dat deze informatie tot het voorkomen van complicaties bij chronisch zieken leidt, wat kostenbesparend kan werken. Maar al deze monitors genereren forse datastromen (18). Het verwerken en analyseren daarvan zal juist de kosten weer doen stijgen. Er zal bovendien een grote behoefte aan bijvoorbeeld data-analisten in de zorg door ontstaan. Mogelijk geeft dat knelpunten op de arbeidsmarkt, wat ook kostenverhogend kan werken.

Anders organiseren om de ‘triple aim’ te bereiken

Drie kerndoelen voor de zorgsector (de ‘triple aim’) zijn een betere gezondheid, kwaliteit van zorg, en beheersing van de kosten. Volgens een Interdepartementaal beleidsonderzoek naar innovatie in de zorg zetten productinnovaties wel door, maar zijn proces- en systeem- innovatie lastig te realiseren. Bij systeeminnovaties speelt het overheidsbeleid ten aanzien van de (financiële) houdbaarheid van het zorgstelsel een rol. Bij procesinnovaties in de zorg structureren zorgorganisaties hun processen zo dat ze betere en/of efficiëntere zorg kunnen (blijven) leveren (19). Om te komen tot betere zorg met minder kosten zijn er samenwerkingsverbanden tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars, gemeenten en burgers aangewezen als ‘proeftuinen’. In een tussenrapportage hierover wordt opgemerkt dat het huidige zorgbekostiging systeem nog voornamelijk volumeproductie-gedreven werkt en dat dit de realisatie van de ‘triple aim’ niet stimuleert. Alternatieve bekostigingsvormen, zoals bekostiging op basis van gezondheidswinst, zouden wel effectieve prikkels teweeg kunnen brengen (20).

Ziekenhuis Bernhoven organiseert de zorg anders

Of moeten we meer processen in de zorg automatiseren?

Volgens sommigen (23) stijgen zorguitgaven juist door te weinig inzet van technologie. Forse besparingen zouden kunnen worden bereikt door standaardisatie en sterke inzet van ICT en het terugdringen van onnodige administratieve kosten. Een brede analyse van Amerikaanse zorgonderzoekers ondersteunt dit (24). Kanttekening is wel dat er in de Verenigde Staten mogelijk meer verspild wordt dan in Europa. De verspilling ontstaat voornamelijk door inefficiënte administratie en informatie-uitwisseling. Door bijvoorbeeld niet-elektronische uitwisseling van medische gegevens tussen behandelaars en patiënt neemt de kans op medische fouten toe. De onderzoekers uit de Verenigde Staten bevelen beleidsmakers daarom aan in te zetten op administratieve vereenvoudiging, méér ICT in de zorg en het bevorderen van eHealth. Daarbij kan worden gedacht aan het aanleggen van elektronische patiëntendossiers en het koppelen van gegevens. Ook het implementeren van een ‘lerend zorgsysteem’, waarbij de resultaten van de ene patiënt gebruikt kunnen worden om de zorg van álle patiënten te verbeteren, wordt als zeer belangrijk instrument gezien dat de transparantie in de zorg kan vergroten. Informatie over uitkomsten leidt tot realistische verwachtingen over behandelingen en kan onnodig behandelen voorkomen.

Maar handen aan het bed zijn moeilijk te automatiseren

Veel aandacht voor technologie focust zich op nieuwe technieken, apparaten en geneesmiddelen. Zorg is echter nog voor een groot deel mensenwerk, goed voor 1,4 miljoen banen in Nederland (25). Volgens econoom Baumol (26) moeten we er daarom vanuit gaan dat zorg arbeidsintensief en dus duur zal blijven: het Baumol effect. Veel banen laten zich niet weg automatiseren, wat binnen landbouw, industrie en zakelijke dienstverlening wel mogelijk was. Daardoor zal de productiviteit nooit zo sterk kunnen stijgen als in die andere sectoren, wat de inzet van arbeid relatief steeds duurder maakt. In de langdurige zorg zijn er sterke aanwijzingen dat de productiviteit eerder daalt dan stijgt (27), wat verklaard wordt door restricties op de toegang tot deze zorg. Mensen met lichte klachten komen niet meer in aanmerking voor deze zorg en de gemiddelde zorgzwaarte van opgenomen personen neemt sterk toe.

Baten van zorgtechnologie slaan ook neer buiten de zorg

Een laatste visie op technologie en zorguitgaven is dat ons analysekader onvolledig is. Veel positieve effecten van meer zorgtechnologie – bijvoorbeeld een toegenomen arbeidsparticipatie – slaan neer buiten de zorg en worden niet als overweging meegenomen bij evaluatie van de inzet van nieuwe zorgtechnologie. Gommans (25) laat zien dat wie zich gezond voelt, langer wil en kan doorwerken en daarmee tot positieve baten (hogere belastingopbrengst) leidt. Wie zich gezond voelt heeft zelfs een dertig procent hogere participatiegraad, stelt Pomp (28). Dat is vooral belangrijk voor aandoeningen die al in de werkzame leeftijd optreden. Ruim de helft van bijvoorbeeld de reumapatiënten is tussen de 18 en 65 jaar oud. Voor deze aandoening zijn in de afgelopen decennia verschillende dure geneesmiddelen (biologicals) op de markt gekomen, die tot een vermindering van ziekteverzuim hebben geleid. Pomp becijfert de besparing daarvan op minimaal 1.800 euro per patiënt per jaar.

Technologie buíten de zorg kan grote impact hebben

Een onzekere factor in de analyse van de relatie tussen technologie in de zorg en zorguitgaven is ook de impact van technologie van buiten de zorg. ICT is al genoemd als productiefactor die binnen de zorg nog veel breder zou kunnen worden ingezet. Ook andere wetenschapsgebieden kunnen door hun technologische innovaties het zorgveld sterk beïnvloeden. Neem bijvoorbeeld Gentechnologie. Door het afnemen van de analysekosten van erfelijk materiaal zijn dergelijke analyses ook binnen het bereik van medische toepassingen gekomen. Eind 2015 was de prijs van analyse van een volledig menselijk genoom onder de 1500 dollar gezakt (29). Een nieuwe veelbelovende techniek voor het verwijderen of aanpassen van genen, CRISPR/cas9 is behalve grensverleggend ook zeer goedkoop. Volgens een van de ontdekkers is het al mogelijk voor ongeveer 2000 dollar een onderzoeksproject op te zetten met deze techniek (30). De uiteindelijke effecten van toepassingen van deze gentechnologie op zorguitgaven is onzeker. In lijn met analyses van andere innovaties zullen zorguitgaven er waarschijnlijk in eerste instantie door stijgen. Er komt namelijk een behandeling in beeld voor patiënten met bijvoorbeeld een zeldzame genetische afwijking die nu niet behandeld kunnen worden. Het zou weer besparingen op kunnen leveren als de schade die dergelijke ziekten nu aanrichten voorkomen kunnen worden. Ook van virtual reality (VR) wordt veel verwacht. Oorspronkelijk is VR ontwikkeld binnen de entertainment industrie, maar er lopen al trials waarbij VR wordt ingezet voor therapie binnen de GGZ (31) (zie webartikel Virtual reality en augmented reality). Ook hier kan het effect op de kosten verschillende kanten uit beredeneerd worden; omlaag door de wellicht effectievere therapie, omhoog omdat mensen die in virtuele werelden leven het contact met de realiteit kunnen verliezen. Tenslotte staat er een mobiliteitsrevolutie voor de deur door de komst van zelfrijdend vervoer (zie webartikel robotisering). Zowel bedrijven als ontwikkelaars verwachten de introductie in de nabije toekomst (32). Dat zal een grote positieve impact kunnen hebben op bijvoorbeeld vermindering van verkeersongevallen en de participatie van mensen die slecht ter been zijn, maar er zijn ook negatieve effecten te verwachten, bijvoorbeeld doordat we minder gaan bewegen (33). Buiten geijkte kaders denken, is daarbij van belang. De 'next big thing' voor de zorg kan net zo goed van buiten de zorg komen.

Referenties

Meer achtergronden bij deze Themaverkenning en informatie over de gebruikte methoden vindt u hier

Naast deze Themaverkenning heeft de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV)-2018 ook Themaverkenningen over de Zorgvraag van de toekomst en Bredere determinanten van gezondheid  gepubliceerd, en een Trendscenario. Deze producten beantwoorden de vraag: wat komt er op ons af? In juni 2018 is het onderdeel Handelingsopties verschenen, waarin wordt gekeken naar wat we zouden kunnen doen om goed om te gaan met een selectie van urgente opgaven. In juni 2018 is ook de Synthese verschenen, waarin de belangrijkste bevindingen van het Trendscenario, de Themaverkenningen en de Handelingsopties worden samengevat.

De VTV gaat over de toekomst. Cijfers en informatie over historische trends en de huidige stand van zaken kunt u vinden op de websites de Staat van Volksgezondheid en Zorg en Volksgezondheidenzorg.info.

Voor de totstandkoming van deze themaverkenning is gebruik gemaakt van expertconsultatie. Een overzicht van geraadpleegde experts vindt u hier.