Veranderingen arbeidsmarkt

Leeswijzer

De Nederlandse arbeidsmarkt is in beweging. Dat is van alle tijden. Er zijn structurele veranderingen gaande, die ook in de komende decennia belangrijke gevolgen voor de volksgezondheid zullen hebben. We kennen weliswaar nog geen echte 24-uurseconomie, maar steeds meer Nederlandse bedrijven opereren 24 uur, 7 dagen in de week. Dit leidt tot meer nachtwerk, continue bereikbaarheid, en het vervagen van de grens tussen werk en privé. Er is niet alleen sprake van toenemende flexibilisering in termen van arbeidstijden met tijd- en plaats onafhankelijk werken, maar ook in termen van arbeidsrelaties. Het aantal flexwerkers en zzp’ers groeit fors. Het arbeidsaanbod en de aard van het werk zal de komende jaren ook veranderen als gevolg van de voortschrijdende technologische ontwikkelingen. Banen zullen verdwijnen, maar er zullen ook nieuwe voor in de plaats komen. Dit vraagt om nieuwe vaardigheden van werknemers en om continu te blijven leren. We hebben ook te maken met een veranderende samenstelling van de beroepsbevolking met een opmars van vrouwen, ouderen en migranten. Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de volksgezondheid?

Toenemende 24-uurs economie

Nederland op weg naar een echte 24 uurs economie?

De echte 24-uurs economie, zoals die zichtbaar is in New York, Shanghai of andere wereldsteden, is in Nederland zeker nog geen gemeengoed. Toch heeft de 24-uurs economie ook hier, mede door de verruiming van de winkeltijdenwet in 1996, de globalisering en technologische vooruitgang, zijn intrede gedaan. Met de toenemende digitalisering zijn veel winkels 24-uur, 7 dagen open. Er is, mede door de komst van de smartphone en tablet, al jaren een toename in online winkelen, die de komende decennia nog verder zal toenemen (1). Deze ontwikkelingen kunnen impliceren dat er meer werknemers komen die in de avond-, nacht-, of weekenduren werken, maar huidige cijfers bevestigen deze trend (nog) niet. Tussen 2008 en 2015 is het aandeel dat buiten de traditionele kantoortijden gewerkt wordt nagenoeg constant gebleven, waarbij het merendeel van het werk nog steeds plaatsvindt tussen 9 en 5 (2, 3).

In veel sectoren wordt er wel geregeld in de avond, nacht en weekend gewerkt

In een 24-uurs economie gaat de bedrijvigheid door: 24 uur, 7 dagen in de week. Dat geldt niet alleen meer voor de agrarische en de industriële sector, maar ook voor de dienstensector (2). In de industrie en transport is al jarenlang sprake van een 24-uurs economie. Daarnaast begint het in de dienstverlening, zeker in de ICT, steeds meer te worden. Denk aan de 24-uurs opererende call centres en ICT-ers die ’s nachts doorwerken. Er wordt nu al regelmatig in de avond, nacht of weekend gewerkt: 55 procent van de beroepsbevolking rapporteert soms of regelmatig in de avond te werken en 17 procent geeft dit aan voor de nachtelijke uren. Ook geeft ruim de helft van de Nederlandse werknemers aan soms of regelmatig op zaterdag te werken en iets minder dan de helft doet dat op zondag (4). Vooral zzp’ers werken geregeld buiten de kantooruren, waaronder in de avond en nacht (3). Cijfers over de verwachting in de toekomst ontbreken, maar met de toenemende digitalisering en flexibilisering lijkt het aannemelijk dat meer mensen in de avond of nacht gaan werken.

Biologische klok raakt verstoord met mogelijk meer chronische aandoeningen tot gevolg

Met een 24-uurs economie vervaagt het verschil tussen dag en nacht in de samenleving. Dat hierdoor de biologische klok van de (nacht)werkende mens ontregeld raakt, is dan ook een logisch gevolg (5, 6). Langdurig werken in de nacht heeft een duidelijk verband met meer slaapproblemen en metabole ziekten, zoals diabetes en hart- en vaatziekten (7). Er zijn ook signalen dat werken in de nacht gepaard gaat met een extra risico voor verschillende typen kanker, maar deze relatie is niet eenduidig (7). Vanwege het andere dag-nacht ritme kan het ’s avonds en ’s nachts werken ook tot een aantasting van het sociale leven leiden, zoals een slechtere aansluiting met het ritme van het gezin.

Nachtwerk verhoogt de kans op diabetes, hart- en vaatziekten en slaapproblemen

Altijd bereikbaar (moeten) zijn kan leiden tot stress

Doordat de bedrijvigheid 24 uur, op alle dagen van de week, doorgaat, kunnen werknemers het gevoel hebben altijd bereikbaar te moeten zijn, en met de toename van smartphones en andere ICT devices kùnnen zij dat ook. De grenzen tussen werk en privé vervagen hierdoor. Het constant verbonden en bereikbaar zijn kan leiden tot een grotere werkdruk en weinig tijd voor rust en bezinning voor de werknemer (9). Onderzoek suggereert dat een diffuse scheiding van werk en privé leidt tot een toename van stress en de kans op burn-out vergroot (10). Niet iedereen hoeft hier echter last van te ondervinden en dit zal mede afhankelijk zijn van de cultuur op het werk wat betreft afspraken over bereikbaarheid, en persoonskenmerken, zoals in staat zijn om ruimte te nemen voor afstand van het werk en rust.

Flexibilisering dienstverbanden zet door

Flexibele arbeidsrelaties zullen blijven doorgroeien, hoeveel is echter de vraag

In de afgelopen 20 jaar hebben steeds meer werkenden te maken gekregen met flexibele dienstverbanden. Het gaat hierbij om werknemers met een tijdelijk contract, maar ook werkenden die niet in loondienst zijn, zoals zelfstandigen zonder personeel (zzp) (11). Globalisering, individualisering, technologische ontwikkeling, bezuinigingen in de publieke sector en nationale wet- en regelgeving, zoals de ontslagbescherming en de loondoorbetalingsplicht bij ziekte, liggen hier onder meer aan ten grondslag (11). Vaste banen zullen blijven, maar in de toekomst zullen deze voor een steeds groter wordende groep niet meer de vanzelfsprekende arbeidsrelatie zijn. Sinds 2006 is het aandeel zelfstandigen gegroeid van 14 procent naar 17 procent en de flexibele schil (exclusief zzp‘ers) is met 6 procentpunt gestegen tot 27% (12, 13). De verwachting is dat het aantal flexibele banen ook de komende jaren zal stijgen, terwijl het aantal zzp’ers naar verwachting zal afbuigen. Dat laatste wordt verklaard vanuit de verwachting dat ondernemers in de nieuwe wet- en regelgeving een prikkel vinden om over te stappen op andere flexvormen, zoals contracting (13). Dit is een vorm, waarbij de (flex)ondernemer een product of dienst aan de opdrachtgever levert en verschilt daarmee van het ‘slechts’ leveren van arbeidskrachten, zoals bij uitzenden. De verwachting is dat flexibele arbeid de komende decennia zal doorgroeien, maar er heerst onzekerheid over hoe sterk deze groei zal zijn. Zo wordt er gesproken over een groei van de flexibele schil naar 40 procent in 2040 (11), maar is ook een aandeel tussen de 25 en 45 procent in 2026 (14) genoemd.

Sterkere groei flexibele arbeidsrelaties onder lager opgeleiden

Flexibele arbeidscontracten zijn aanwezig onder alle lagen van de bevolking, maar de stijging doet zich sterker voor onder de lagere opleidingsniveaus (15). Onder laagopgeleide veertigjarigen heeft ongeveer 17 procent een flexibel contract tegenover 8 procent van de hoogopgeleiden (16). Samen met jongeren en eerste generatie migranten vormen laagopgeleiden een belangrijke risicogroep voor onzeker werk (15). Doordat het percentage met onzeker werk sterker is gestegen onder laagopgeleiden dan onder hoogopgeleiden, is het verschil tussen deze groepen in dit opzicht dus groter geworden.

Grotere autonomie door eigen regie over werktijden en combinatie arbeid- en zorgtaken

Werkenden kunnen baat hebben bij flexibilisering wanneer het gaat om flexibele arbeidstijden en brede inzetbaarheid. Sommige werkenden, met name zzp’ers, hebben een voorkeur voor flexibiliteit, omdat ze bijvoorbeeld gemakkelijk arbeids- en zorgtaken kunnen combineren (15, 17). Eigen indeling over werktijden geeft het gevoel van eigen controle. Dit kan positieve effecten hebben, zoals minder vermoeidheid, en ook hogere motivatie voor het werk en minder stress (18). Deze autonomie is echter niet voor iedereen mogelijk en is bij lager opgeleiden minder aanwezig. Ook kan de grotere autonomie door eigen regie over werktijden zorgen voor een betere combinatie van verschillende taken, zoals privé, zorg en werk (19). In dat opzicht leidt het tijd- en plaats onafhankelijk werken tot een hogere maatschappelijke participatie. Het maakt het bijvoorbeeld mogelijk eerst de kinderen naar de crèche te brengen en daarna - na de file - naar het kantoor te gaan, of er kan vaker gecombineerd worden met mantelzorg. Het is evident dat werk en privé steeds meer door elkaar heen lopen. Het is de vraag of deze vervaging van de grenzen tussen werk en privé op den duur leidt tot een betere balans of juist de kans op stress en burn-out vergroot (20).

Minder en meer werkloosheid door flexibilisering

Toenemende flexibilisering zal naar verwachting leiden tot minder werkloosheid. Van werken na een werkloze periode zijn positieve effecten bekend, zoals een verbeterde mentale gezondheid (minder depressie en stress). De groei van het aantal flexbanen is grotendeels verantwoordelijk geweest voor de totale werkgelegenheidsgroei (21) en ook de daling van de structurele werkloosheid in Nederland wordt onder andere toegeschreven aan een toename van het aantal werknemers met een flexibeler contract (19). Aan de andere kant lopen werknemers met een flexibele arbeidsrelatie een groter risico om werkloos te raken dan werknemers met een vaste baan (12). Cijfers uit 2016 bevestigen dit: 5,2 procent van de flexibele werknemers werd werkloos tegenover 1,2 procent onder vaste arbeidskrachten (12). Ook ander onderzoek laat zien dat werknemers met een flexibel contract een drie keer grotere kans hebben op werkloosheid (16, 22).

Maar ook verminderd welzijn en groter risico op terrein sociale onzekerheid

Flexibele arbeidsrelaties gaan gepaard met een baan- en inkomensonzekerheid (12, 16). Deze onzekerheid kan leiden tot een verminderd welzijn, meer stress en psychische problemen (23). Werkenden met een flexibel contract hebben ook vaker dan vaste werknemers te maken met ongunstige fysieke en psychosociale arbeidsomstandigheden (3), en zij ervaren hun baan bijna twee keer zo vaak als belastend (17). Zij zullen hierdoor eerder het risico lopen op gezondheidsklachten en mogelijk uitval. Een ander risico bij flexibele arbeidsrelaties is op het terrein van de sociale zekerheid. Doordat een vaste werkgever ontbreekt, wordt terugkeer naar werk na langdurige ziekte of na arbeidsongeschiktheid bemoeilijkt (15). Daarnaast zijn zelfstandigen minder vaak verzekerd tegen inkomensverlies doordat ze de polissen te duur vinden.

En bijscholing komt onder druk te staan

Werkenden met een tijdelijke arbeidsovereenkomst nemen minder deel aan scholing dan mensen met een vast dienstverband (16, 24). Uitzendkrachten en zzp’ers nemen vaker deel aan scholing. Dit geldt vooral voor groepen met een slechte baanmatch of waarbij er weinig mogelijkheden aangeboden worden door de werkgever (24). Verdergaande scholingsachterstand van deze groepen vergroot de afstand tot de arbeidsmarkt, omdat zij niet meer over de gevraagde kennis en vaardigheden beschikken.

Digitale technologische vooruitgang

Robots nemen werk over

Het werk van nu lijkt niet meer op het werk van 100 jaar geleden. Technologie wordt hier aangewezen als belangrijkste oorzaak (11). De ontwikkelingen rond digitalisering zijn aanbeland bij de vierde industriële revolutie, waarin onder meer artificiële intelligentie, robotisering en het ‘internet der dingen’ een steeds belangrijke rol gaan vervullen (24). Over een aantal decennia zal ons werk er dus heel anders uitzien. Verdergaande robotisering zal hierbij een belangrijke rol spelen. Robots kunnen routinematig werk uitvoeren, maar mogelijk veel meer taken overnemen, die nu door mensen gedaan worden. Er zullen steeds meer zelflerende robots zijn, die continu bijleren door uitwisseling van de opgedane informatie (24). Als deze robots ingezet worden, zullen taken of beroepen verdwijnen. Het is evident dat deze technologische ontwikkeling gevolgen heeft voor de manier waarop er gewerkt wordt. Doordat routinematig werk wordt overgenomen door computers, zal een werknemer verantwoordelijk zijn voor een groter deel van het productieproces en wordt daardoor een generalist. ICT neemt routinematige taken van vooral laagopgeleide werknemers over, maar bij voortschrijdende technologie, en indien deze beter en goedkoper wordt, zullen ook andere taken geautomatiseerd worden, waaronder mogelijk een deel van de taken van hoogopgeleiden (25). De technologische vooruitgang heeft impact op de herverdeling van werk in een bedrijf. ICT maakt het mogelijk om de verdeling van werk te verfijnen, waardoor de vraag naar specialisten op bepaalde taken zal toenemen (26). Dit betreft vooral specialistische vaardigheden van hoger opgeleide werknemers (19).

De banen voor lager opgeleiden komen onder druk te staan

Als de technologische ontwikkelingen met een toenemende mate van complexiteit aanhouden, zullen mogelijk de banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt onder druk komen te staan. Er zal meer vraag zijn naar hoogopgeleide werknemers, met nieuwe vaardigheden, terwijl robots het werk van laagopgeleiden kunnen vervangen. In dat geval vermindert de werkgelegenheid voor deze laatste groep, terwijl die voor hoogopgeleiden stijgt, waardoor de sociaal economische gezondheidsverschillen vergroot zullen worden (15).

Banen zullen verdwijnen, maar er komen ook nieuwe banen bij

De technologische ontwikkelingen hebben gevolgen voor de omvang van de werkgelegenheid. Er wordt gevreesd voor technologische werkloosheid, doordat robots repeterende werkzaamheden, die met name door laagopgeleiden worden uitgevoerd, overnemen en werk efficiënter maken (27). Aan de andere kant zullen dan producten goedkoper worden, waardoor consumenten meer producten kunnen kopen. Dit laatste schept ook weer extra banen. Het is onzeker welk effect uiteindelijk groter zal zijn (11).

Andere competenties nodig van werknemers: een leven lang leren

Technologische ontwikkelingen zorgen voor een verschuiving van taken en competenties. In verschillende sectoren is een verschuiving gaande naar taken waarvoor een hogere opleiding is vereist (13). De behoefte aan kenniswerkers en mensenwerkers zal toenemen, terwijl de behoefte aan routinematige functies, zoals productiewerk, afneemt. De vraag zal waarschijnlijk verschuiven naar niet-routinematige taken die competenties als samenwerken, ICT-geletterdheid, aanpassingsvermogen, creativiteit, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en flexibiliteit van de werknemer vragen; de zogeheten 21st century skills. Dit zijn taken die hoogopgeleiden beter beheersen, waardoor werkgevers relatief meer behoefte hebben gekregen aan hoogopgeleiden (26, 28). Een leven lang leren zal door deze veranderingen nog meer van toepassing zijn, en het onderwijs - dat meer digitaal zal plaatsvinden - zal inspelen op de nieuwe vaardigheden. Omdat technologische ontwikkelingen er ook toe leiden dat kennis en vaardigheden sneller verouderen, is continue scholing noodzakelijk om mee te kunnen blijven doen. Het actueel houden van kennis en vaardigheden door een leven lang te leren is dus een belangrijke uitdaging voor alle werknemers (29, 30). Laagopgeleiden, ouderen, flexwerkers en mensen met een slechte gezondheid zullen mogelijk achterblijven in de deelname aan leven lang leren (31).

Model 21e eeuwse vaardigheden

Bron: Kennisnet (https://www.kennisnet.nl/artikel/nieuw-model-21e-eeuwse-vaardigheden)

Toenemende onzekerheid, maar ook positief effect op kwaliteit van arbeid

De technologische ontwikkelingen zorgen voor baanonzekerheid. Dit kan leiden tot mentale gezondheidsproblemen, zoals stress of depressie. Aan de andere kant biedt technologische vooruitgang kansen op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld voor mensen met een arbeidshandicap. ICT toepassingen, zoals een exoskelet, bieden mensen met een lichamelijke handicap de mogelijkheid vaker deel te kunnen laten nemen aan arbeid (24). Ook heeft de technologische vooruitgang een positieve invloed op de kwaliteit van arbeid. Fysiek zwaar, gevaarlijk, vies en/of saai werk kan door machines verricht worden, waardoor de mens niet meer belast wordt (13) en de kans op fysieke gezondheidsklachten, zoals RSI of rugklachten, zal afnemen. Als gevolg van de toenemende technologische innovaties en nieuwe productieprocessen zullen zich echter waarschijnlijk ook weer nieuwe gezondheidsrisico’s voordoen. Te denken valt aan de (onzekere) risico’s van elektromagnetische velden en nanotechnologie. Nanodeeltjes hebben ongekende mogelijkheden en zijn daardoor niet meer weg te denken in onze samenleving, maar er zijn aanwijzingen voor schadelijke eigenschappen. Er is echter weinig bekend over hoeveel werknemers worden blootgesteld aan nanodeeltjes en in welke mate (32).

Veranderende samenstelling beroepsbevolking

Er komen meer ouderen, vrouwen en migranten op de arbeidsmarkt

Er zullen meer ouderen, vrouwen en migranten op de Nederlandse arbeidsmarkt komen. Deze trends zijn niet nieuw. Steeds meer bedrijven hebben al jaren te maken met een vergrijzend personeelsbestand. Ondanks dat op basis van demografie de grootste vergrijzing van de potentiële beroepsbevolking al achter de rug is, is de verwachting dat er meer ouderen aan de arbeidsmarkt zullen deelnemen. Dit heeft te maken met andere ontwikkelingen, namelijk een toename van oudere vrouwen op de arbeidsmarkt en financiële prikkels om langer door te werken, in het bijzonder de stijgende AOW leeftijd. In de 2040 zal de gemiddelde leeftijd van uittreden mogelijk 68,4 jaar zijn (11) tegenover een gemiddelde pensioenleeftijd van 64,4 jaar in 2016 (33).

Er zullen evenveel vrouwen als mannen een betaalde baan hebben

Vanaf de jaren ’80 zijn vrouwen in toenemende mate gaan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Deze ontwikkeling komt door de stijging van het opleidingsniveau van vrouwen, de economische crisis in de jaren ‘80, en de beschikbaarheid van meer deeltijdbanen (11). Als de opmars van de werkende vrouw de komende jaren zo doorzet, zal het naar een niveau gaan dat vergelijkbaar is met de arbeidsdeelname van mannen. Over een paar decennia zullen er dan weliswaar evenveel vrouwen als mannen een betaalde baan hebben, maar vrouwen zullen daarbij naar verwachting nog steeds vaker in deeltijd werken dan mannen (11).

Afname werkloosheid en stijging deeltijdbanen door toename werkende vrouw

Parallel aan de bloei van de vrouw op de arbeidsmarkt is het aantal deeltijdbanen fors gestegen. Nederland is met afstand kampioen deeltijdwerk. De werkgelegenheid is in de afgelopen twee decennia weliswaar gegroeid, maar er is geen enkel land waar zoveel mannen en vrouwen in deeltijd werken: de helft van de werkenden in Nederland tegenover 20 procent parttimers in de andere EU landen (34). Vooral Nederlandse vrouwen scoren hoog: meer dan drie kwart van alle werkende vrouwen in Nederland werkte in 2016 in deeltijd tegenover 32 procent onder vrouwelijke werknemers in de EU-28 (34). Naar verwachting zal het aandeel deeltijdwerk nog verder groeien (11).

Maar ook meer gejaagdheid en tijdsdruk door combinatie arbeid en zorgtaken

Met de toename van de werkende vrouw, die vaak in deeltijd werkt, is er vaak ook sprake van een combinatie van arbeid- en zorgtaken. Deze combinatie wordt nog eens versterkt door een toenemende vraag naar mantelzorgers. De toenemende levensverwachting en toenemend aantal (hulpbehoevende) ouderen, zorgen voor een groeiende vraag naar mantelzorg. Mensen zullen meer taken moeten combineren, zoals arbeid, zorg voor kinderen en mantelzorg. Dit geldt nu al voor een groot deel van de werkenden (17), maar de verwachting is dat dit de komende jaren zal toenemen (20). Hoewel dit speelt in alle fasen van het leven, is de druk vooral aanwezig in de gezinsfase (tussen 31 en 45 jaar), waarbij de zorg voor kinderen gecombineerd wordt met werk. In de mid-career fase (tussen 46 en 60 jaar) speelt vooral de combinatie met mantelzorgtaken (20). Deze combinatie van taken kan zorgen voor een verminderd welzijn, met gevoelens van gejaagdheid, ervaren tijdsdruk, maar ook burn-out klachten (20).

Meer ouderen aan het werk betekent meer chronische ziekten op het werk

Met de toename van de leeftijd neemt de kans op de aanwezigheid van een chronische ziekte toe. De vergrijzende bevolking en het langer doorwerken impliceren dan ook dat er meer mensen op de arbeidsmarkt zijn met een chronische ziekte. Voor de meeste werkenden levert dit geen probleem op. Zij kunnen gewoon hun werk uitvoeren zonder dat de ziekte een belemmering vormt (35). Maar dat is niet altijd het geval; een deel zal beperkt inzetbaar zijn of niet (meer) kunnen werken.

Stijging arbeidsongeschikten door toenemende pensioenleeftijd

De hogere pensioenleeftijd leidt ook tot een stijging van het aantal arbeidsongeschikten. Volgens het UWV is de kans op arbeidsongeschiktheid voor werknemers van 55 jaar en ouder 10 keer zo groot als voor werknemers die de 25 jaar nog niet hebben bereikt. Vooral werknemers met fysiek zware beroepen halen steeds vaker het pensioen niet. Deze laagopgeleide ouderen moeten dus in toenemende mate een beroep doen op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (36), terwijl ze eigenlijk vaak een financiële noodzaak hebben om door te werken tot aan de pensioengerechtigde leeftijd. Zo zijn gezondheidsgevolgen van zwaar werk voor 55-plussers aangetoond, waarbij een jaar fysiek zwaar werk op latere leeftijd vergelijkbaar is met het effect van zestien maanden ouder worden (37). Vooral lager opgeleide oudere mannen in lagere sociaal economische klassen treden vaker vervroegd uit via arbeidsongeschiktheid of werkloosheid dan hoger opgeleide oudere mannen in hogere sociale klassen (12). De verwachting is dat deze kloof in de toekomst groter zal worden, omdat de jongere generaties niet meer kunnen profiteren van de vervroegde uittredingsregelingen, waar de oudere generaties nog wel dankbaar gebruik van hebben gemaakt (12).

Uitval van vooral lager opgeleide oudere werknemer met chronische ziekte

De aanwezigheid van een chronische ziekte of beperking verhoogt de kans op arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. Dit is vooral aan de orde bij lager opgeleiden, omdat zij vaker een baan hebben met beperkte regelmogelijkheden, daar waar de werknemers met een hogere opleiding een baan hebben met goede regelmogelijkheden om de kans op uitval te verminderen (38). Lager opgeleiden hebben vaker een baan met beperkte regelmogelijkheden, waardoor de arbeidssituatie bijdraagt aan het vergroten van sociaaleconomische gezondheidsverschillen.

Toename migranten op de Nederlandse arbeidsmarkt leidt tot onzekerheid en druk op lonen, vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt

Dat de arbeidsmarkt diverser wordt, laat zich ook zien in het aandeel migranten. Het vrije verkeer van personen binnen de EU en de toetreding van een tiental Midden- en Oost-Europese landen in 2004 en 2007, heeft er toe geleid dat veel arbeidsmigranten uit vooral Oost-Europa naar Nederland zijn gekomen (26). Zij vullen in toenemende mate een deel van het arbeidsaanbod in. De arbeidsmigratie leidt vooral aan de onderkant van de arbeidsmarkt tot extra onzekerheid. Het arbeidsaanbod zal immers gepaard gaan met concurrentie en druk op de lonen. Vooral werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt hebben daar last van, omdat het arbeidsaanbod daar al relatief ruim is (26).

Vaker belastende arbeid en burn-out onder arbeidsmigranten

Het werk dat door arbeidsmigranten verricht wordt, kenmerkt zich over het algemeen vaker door ongunstigere arbeidsomstandigheden dan van werknemers zonder een migratieachtergrond (12). Migranten werken vaker in de avond, nacht of weekend. Ook ervaren zij vaker een hoge fysieke en psychosociale belasting, en hebben ze vaker burn-out klachten (12).

Referenties

Meer achtergronden bij deze Themaverkenning en informatie over de gebruikte methoden vindt u hier

Naast deze Themaverkenning heeft de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV)-2018 ook Themaverkenningen over de Zorgvraag van de toekomst en Technologie gepubliceerd, en een Trendscenario. Deze producten beantwoorden de vraag: wat komt er op ons af? In juni 2018 is het onderdeel Handelingsopties verschenen, waarin wordt gekeken naar wat we zouden kunnen doen om goed om te gaan met een selectie van urgente opgaven. In juni 2018 is ook de Synthese verschenen, waarin de belangrijkste bevindingen van het Trendscenario, de Themaverkenningen en de Handelingsopties worden samengevat.

De VTV gaat over de toekomst. Cijfers en informatie over historische trends en de huidige stand van zaken kunt u vinden op de websites de Staat van Volksgezondheid en Zorg en Volksgezondheidenzorg.info.

Voor de totstandkoming van deze Themaverkenning is gebruik gemaakt van expertconsultatie. Een overzicht van geraadpleegde experts vindt u hier.